zondag 26 mei 2013

Beheer door boeren, Heidekartelblad en je eigen compostbedrijfje

Beste lezers,
 
Ik zeg "Hoera voor de provincie Noord-Brabant"! Deze week was namelijk in het Brabants Dagblad te lezen dat Brabant 240 miljoen euro van de Essent opbrengsten uit gaat geven aan de Brabantse natuur! Ze willen het geld gaan gebruiken om de Ecologische Hoofd-structuur zoveel mogelijk compleet te maken. Wat ik vooral zo bewonderenswaardig en opvallend vind, is dat het grootste deel van de Essent opbrengsten naar natuur gaat en een kleiner deel naar de economie. Tegenwoordig is het namelijk vaak andersom. Petje af voor de provincie!
 
Natuur in de Media
In december 2011 heb ik er al een kopje aan gewijd: het agrarische natuurbeheer. Ik schreef toen dat de meningen over de effectiviteit van deze vorm van natuurbeheer nogal uiteen liepen en dat ik zelf neigde naar een positieve mening omdat samenwerken vrijwel nooit verkeerd is als het om natuur gaat. Inmiddels heb ik mijn mening bijgesteld (onder andere door ervaringen tijdens mijn werk) en ben ik niet meer zo positief. En helaas wordt dit gesteund door een artikel dat ik op 17 mei in het Brabants Dagblad las: "Beheer door boeren is een fiasco". Staatssecretaris Sharon Dijksma van natuur kreeg een rapport overhandigd van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (RLI) waarin uiteengezet wordt dat boeren jaarlijks 42 miljoen euro subsidie krijgen voor natuurbeheer, terwijl dit niks oplevert voor de natuur: het agrarische natuurbeheer heeft amper tot verbetering geleid. Zo heeft het de dramatische achteruitgang van weidevogels als de grutto en de veldleeuwerik niet kunnen stoppen. Er zijn sinds 2000 meerdere onderzoeken naar de effectiviteit van het agrarische natuurbeheer uitgevoerd die allemaal tot dezelfde conclusie komen...
 
Waarom deze vorm van natuurbeheer niet tot successen heeft geleid, wordt niet in het artikel in het Brabants Dagblad vermeld, maar uit artikelen over hetzelfde onderwerp uit de Trouw kan opgemaakt worden dat de maatregelen die de boeren in het kader van agrarisch natuurbeheer nemen niet ver genoeg gaan en daarom geen effect hebben. 
Ik ben benieuwd wat Dijksma met de conclusies uit het rapport gaat doen. 
 
Natuurmo(nu)ment
Een tijdje terug heb ik mijn cameraval opgehangen bij een dassenburcht in de Loonse en Drunense Duinen en heb mooie opnames kunnen maken van een hele dassenfamilie: drie jongen en hun ouders (zie onderstaande foto). Ze kwamen steeds rond dezelfde tijd hun burcht uit om eerst even te spelen en daarna ging tenminste één van de ouders op pad om eten te zoeken. Via de Dassenwerkgroep Midden-Brabant had ik al vernomen dat het mogelijk is om de dassen in levende lijve te zien door te posten bij een burcht. Dit houdt in dat je, in donkere kleding en zonder geurtjes op, bij een burcht gaat zitten en net zolang wacht totdat de dassen naar buiten komen. Een uur voor zonsondergang was ik aanwezig en na 1,5 uur werd het stil zitten en het stil zijn beloond met het beeld van drie spelende jongen en even later ook de ouders. Echt heel bijzonder en bijna onwerkelijk!
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Ook heb ik tijdens een weekend in de Ardennen een vrouwtje vos op de foto kunnen zetten (zie onderstaande foto).
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Soorten in Beeld
Vandaag bespreken we een mooi maar geniepig plantje: het Heidekartelblad (Pedicularis sylvatica). Het plantje is in Nederland zeer zeldzaam en komt in Brabant op nog maar een paar plekken voor. Eén van deze plekken is natuurgebied Huis ter Heide tussen De Moer en Loon op Zand. Het Heidekartelblad ziet er erg liefelijk uit met zijn roze bloemetjes, maar schijn bedriegt! Het is een halfparasiet en steelt zijn voedingsstoffen van andere planten, zoals grassen. Ook zet het plantje mieren in om te overleven: Heidekartelblad heeft een oliehoudend sap dat mieren aantrekt. De mieren komen van het sap drinken en op hun beurt zorgen de mieren weer voor de zaadverspreiding van deze Rode Lijst soort. Heidekartelblad is dus niet alleen mooi en geniepig, maar ook slim! Weer een voorbeeld van hoe mooi en slim de natuur in elkaar zit. 
 
File:Pedicularis sylvatica 280407a.jpg  Heidekartelblad
 
Natuurlijk DoeHetZelven
De wormen in je tuin zorgen ervoor dat al het blad en plantenresten worden opgeruimd en zetten dit om in vruchtbare humus. Humus zorgt op zijn beurt voor de verbinding van voedingsstoffen, water en aarde, waardoor je van die mooie rulle grond krijgt waar planten het goed op doen. Kunstmest is dus helemaal niet nodig als je voldoende wormen in je tuin hebt!
Om de wormen te lokken en je eigen humus te produceren, kun je in een hoekje van je tuin je eigen humusbedrijfje maken in de vorm van een composthoop. De voordelen van een eigen composthoop op een rijtje:
 
  • Geen verontreiniging door bestrijdingsmiddelen.
  • Onkruid en ziektekiem vrij.
  • Voedingsstoffen komen langzaam maar langdurig vrij.
  • Veel sporenelementen.
  • Goed voor bodemleven en waterhuishouding.
  • Gaat slakken tegen door de schimmels die aanwezig zijn.

Klik hier voor een instructie over hoe je je eigen composthoop aanlegt. Succes!

Natuurlijk Afvragen
Heb jij nog tips voor staatssecretaris Dijksma over het natuurbeheer en beleid in ons land? Wat gaat er, in de huidige situatie, fout? Wat moet afgeschaft worden? Welke vorm van natuurbeheer of elementen van natuurbeheer zijn volgens jou wel effectief?

Bedankt weer voor het lezen!

Vivian  
    
 

zondag 21 april 2013

Exoten, laat de natuur wild en dassen


Hallo allemaal!

De laatste keer hebben we het onder andere over de Watercrassula gehad, een exotische waterplant die voor heel wat problemen zorgt in natuurgebied Huis ter Heide. Deze plant is slechts één van de vele exoten in ons land en nog altijd bestaat er onenigheid onder biologen en ecologen of en wanneer deze exoten nu een vloek of een zegen zijn. En wat wordt nu precies verstaan onder het begrip "exoot"? Professor Erik van der Straeten geeft de volgende definitie van een exoot: "een soort buiten het natuurlijke verspreidingsgebied die hier terecht gekomen is door toedoen van de mens". Bij toedoen door de mens gaat het om direct menselijk handelen, zoals transportstromen of aanleg van infrastructuur zoals het Rijn-Donau kanaal. In de praktijk wordt ook nog een tijdsgrens gehanteerd voor het bepalen of een soort een exoot is of niet. Konijnen en zwarte ratten zijn bijvoorbeeld in de Middeleeuwen door menselijk toedoen in Nederland terecht gekomen, maar deze soorten worden niet als een exoot beschouwd. Over het algemeen wordt aangehouden dat een soort die zich na 1900 door menselijk toedoen in Nederland heeft weten te vestigen, een exoot is.   
Zolang een exoot zich niet vestigt is er geen probleem, maar ongeveer één op de tien vestigt zich wel en breidt zich sterk uit. Dit zijn de invasieve exoten. Ongeveer één op de tien van deze invasieve exoten is echt schadelijk voor de economie, gezondheid, veiligheid of voor de natuur. Volgens deze twee vuistregels wordt uiteindelijk één op de honderd exoten een werkelijk probleem.
Op basis van deze definitie en tijdsgrens hebben we in Nederland vier exoten onder de zoogdieren: de Pallas eekhoorn, de Siberische grondeekhoorn, de Muskusrat en de Beverrat. Het lijkt erop dat vijf andere soorten binnenkort aan deze lijst toegevoegd kunnen worden. Het gaat hier om de Muntjak, de Amerikaanse nerts, het Gestreept stinkdier, de Wasbeer en de Wasbeerhond. Helaas geldt de vuistregel dat slechts één op de tien invasieve exoten wezenlijke schade veroorzaakt niet voor deze soorten. Vier van de hierboven genoemde soorten zijn zeker schadelijk. De Pallas eekhoorn verdringt onze inheemse Rode eekhoorn, de Muskusrat en Beverrat veroorzaken schade aan dijken en andere kustverdedigingswerken en de Muntjak heeft negatieve effecten op de biodiversiteit in bossen.
Logischerwijs volgt hierop de vraag, gaan we deze schadelijke exoten bestrijden of niet? Deze beslissing is afhankelijk van drie aspecten:
- kosten en inspanning
- baten in termen van voorkomen van schade
- kans op succes
De Beverrat en Muskusrat worden in Nederland al bestreden en de populatiestand wordt hierdoor omlaag gebracht, maar uitroeien is niet haalbaar. Ook het uitroeien van de Wasbeer en de Wasbeerhond zal niet mogelijk zijn door de voortdurende immigratie vanuit Duitsland. Vaak is het alleen haalbaar om nu nog kleine en geïsoleerde populaties van exoten uit te roeien als aanzienlijke schade dreigt. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Pallaseekhoorn en de Muntjak.
 
Ze zien er vaak zo schattig een aaibaar uit die eekhoorns, wasberen en muntjaks, maar vergis je dus niet en moedig de vestiging en verspreiding van deze dieren niet aan! Houd geen uitheemse eekhoorns of andere dieren als huisdier (ze zouden kunnen ontsnappen) en voer ze niet!
Als het voor deze grote, vaak duidelijk aanwezige zoogdiersoorten namelijk al lastig is om ze te bestrijden, hoe zit dat dan met de kleine, vaak onzichtbare exoten zoals de Amerikaanse rivierkreeft, de driehoeksmossel en planten zoals de Watercrassula?  
 
Natuur in de Media
Het artikel dat ik met jullie wil bespreken stond op 16 maart 2013 in het Brabants Dagblad en gaat over de relatie tussen de mens en de natuur en het (naar mijn mening foute) beeld dat veel mensen tegenwoordig van de natuur hebben. In het artikel stelt ecoloog Frans Vera dat we niet meer met wilde dieren om kunnen gaan: "We kunnen niet goed accepteren dat wilde dieren doodgaan als wilde dieren en niet als huisdieren". Een goed voorbeeld hiervan is bultrug Johanna: het hele land stond op zijn kop toen het dier aanspoelde en dierenbeschermers maakten elkaar uit voor moordenaar, terwijl het aanspoelen van walvissen en andere zeezoogdieren een  volkomen natuurlijk verschijnsel is. Ook de damherten in de Amsterdamse  Waterleidingduinen zijn een goed voorbeeld. Ze vormden een mooie attractie voor recreanten, maar kwamen op den duur ook de tuinen van mensen in waar ze bloemen en struiken aanvraten, kwamen in netten van sportclubs terecht waarin ze verstrikt raakten en veroorzaakten in 2010 bijna honderd verkeers-ongelukken. Dus moest er een hek om het natuurgebied. Door dit hek konden de dieren in de winter het natuurgebied niet meer uit om genoeg voedsel te vinden en gingen er zo'n 100 dieren dood. Resultaat: klagende recreanten die het niet prettig vinden dat de beheerders de dieren zomaar dood laten gaan. Het ging hier om 100 dode damherten op een populatie van 2000. Dit is 5% van de populatie. In de natuur is het heel normaal dat 30% van de populatie de winter niet overleeft! Marjet Heins van Staatsbosbeheer geeft nog een voorbeeld: "Toen een kat een vogelnestje leeghaalde waar de Vogelbescherming een webcam op had gericht, kwamen er klachten binnen bij de Dierenbescherming". 
Vergelijkbaar is het verhaal van de Vos en het Ree. Reeën en vossen worden steeds vaker aan de rand van de stad of zelfs in de stad zelf gezien. Hieruit kan afgeleid worden dat het goed gaat met deze soorten en daar zijn we allemaal blij om. Leuk toch, zo'n mooi, aaibaar dier in je tuin? Totdat een vos de kippenren leeghaalt of de reeën de plantjes aan gaan vreten.... Dan wordt het geweer tevoorschijn gehaald of worden er klemmen gezet. Maar wie komt er nu eigenlijk naar wie? Komen de reeën en vossen naar ons of komen wij met onze nieuwbouwwijken naar hun?
 
Frans Vera stelt: "De natuur houdt zich niet aan de grenzen die wij bedacht hebben. We moeten meer tolerantie voor de natuur creëren, accepteren dat de natuur terugkeert". Ik zeg: helemaal mee eens! 
 
Soorten in Beeld
Omdat ik sinds een paar maanden actief lid ben geworden van de Dassenwerkgroep Midden-Brabant wil ik vandaag wat over deze soort vertellen. Waarschijnlijk weet iedereen wel hoe een das eruit ziet, maar maar weinig van jullie zullen het dier in het wild gezien hebben. Ook ik heb er pas één levend gezien en die stak ineens de weg over voor mijn auto waardoor ik flink op de rem moest. Geen erg prettige kennismaking dus... De Das (Meles meles) is dan ook een erg geheimzinnig en schuw dier dat zich niet vaak laat zien. Dit heeft vooral te maken met zijn levenswijze: hij is alleen 's avonds en 's nachts actief en schuilt overdag in zijn zelf gegraven burcht. 
Het dier is, zonder staart, zo'n 67-80 centimeter lang. Zijn staart is nog eens 12-19 centimeter lang. Alles bij elkaar dus toch een flink beest. Mannetjes kunnen tussen de 9 en 17 kilo wegen, vrouwtjes zijn wat lichter met een gewicht van 6 tot 14 kilo. Kenmerkend van de Das is zijn zwaargebouwde, gedrongen lichaam en de opvallende wit met zwart getekende kop (zie onderstaande foto).
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De soort komt in allerlei landschapstypen voor, maar heeft een voorkeur voor een landschap met daarin hellingen, verspreide bosjes, heggen of houtwallen met een rijke ondergroei en kleinschalig akker- en weidegebied. In Nederland komen ze vooral op de zandgronden in het zuiden en oosten voor (zie kaart).
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
De burchten bevinden zich vooral aan bosranden, in houtwallen, onder brede heggen of in hellingen en in de loop van generaties kunnen deze burchten uitgroeien tot enorme labyrinten. De dieren leven in familiegroepen van gemiddeld 3 tot 6 dieren, geleid door een dominant mannetje. Vaak blijven paartjes levenslang bij elkaar.
Dassen zijn territoriaal en verdedigen hun woongebied tegen andere dassen. Met geurstoffen markeren de dieren elkaar en belangrijke plekken in hun leefomgeving. De soort is een echte omnivoor en eet van alles. Regenwormen vormen een belangrijke voedselcomponent, maar ze eten ook slakken, kevers en muizen. Daarnaast bestaat een groot deel uit plantaardig voedsel, zoals bosvruchten, eikels, noten, knollen enzovoorts.
De paartijd valt in de vroege lente, maar de jongen worden pas in de periode half januari-maart geboren. De draagtijd bedraagt echter slechts 7 weken: de in de lente bevruchte eicel nestelt zich pas in december. Meestal worden er 2 of 3 jongen geboren die na ongeveer 8 weken bovengronds komen. Dassen kunnen in het wild maximaal 16 jaar oud worden, maar in de praktijk worden ze zelden ouder dan 3-6 jaar. Veel dieren komen om in het verkeer. 
 
Ecoloog in spé
Hoewel ik nog heel veel kan leren en zeker nog niet alles weet, is dit kopje toch niet meer echt van toepassing. Ondertussen heb ik namelijk al dik anderhalf jaar aan werker-varing opgedaan en heb ik erg veel bijgeleerd door het vrijwilligerswerk dat ik doe voor Natuurmonumenten en de Dassenwerkgroep en door cursussen en lezingen bij te wonen. Zo ben ik gisteren nog naar de Landelijke Zoogdierdag in Nijmegen geweest waar DE zoogdierdeskundigen van Nederland lezingen gaven, heb ik een vogelcursus gevolgd om in het veld vogels aan hun gezang te leren herkennen en ga ik deze week naar een lezing in het Natuurmuseum over wolven.
Mijn werk voor Natuurmonumenten bestaat onder andere uit het meten van de pH-waarden van het water in de verschillende vennen bij Huis ter Heide en het advi-seren over vleermuizen in relatie tot kap- en sloopwerkzaamheden. Voor de Dassen-werkgroep bezoek ik regelmatig de bekende dassenburchten in de Loonse en Drunense Duinen, Huis ter Heide en de Brand om hun ontwikkeling bij te houden en speuren we nieuwe burchten op. Zo heb ik onlangs een nieuwe burcht ontdekt die nu mijn naam heeft! Ook heb ik een cameraval gekocht die ik onder andere bij de dassenburchten kan hangen om uit te vinden of de burcht bewoond is en welke andere dieren vaak in de buurt van burchten te vinden zijn. Dit levert erg leuke beelden op:
 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Daarnaast zijn de vroege ochtendtellingen  van vogels in de Biesbosch een erg leuke ervaring. Het is wel even zwaar om zo vroeg (04.30u of vroeger) op te staan, maar zeker de moete waard! Doordat je zo vroeg op de locatie bent, is er nog geen mens te bekennen en zingen de vogels uit volle borst. Je vaart in een bootje rond, ziet de zon opkomen en maakt een mooie wandeling. Ondertussen probeer je alle verschillende vogels die je hoort op naam te brengen en kijk je uit naar bijzondere soorten. De laatste keer hebben we de Zeearend gezien en ook de watersnippen laten zich op dit vroege tijdstip zien. 
 
Natuurlijk Afvragen
Hoe denk jij over reeën en vossen die onze tuinen komen bezoeken? Grijp jij ook naar een geweer of andere manier om de dieren weg te jagen zodat ze je kippen niet op kunnen eten of accepteer je het en ga je op zoek naar diervriendelijke manieren om te voor-komen dat je kippen opgegeten worden?
 
Bedankt weer voor het lezen en tot de volgende keer! (kan wel weer eens lang duren)
 
Vivian


 
 


zaterdag 10 november 2012

Mijn "werk", watercrassula's, onderwaterplanten en vlinders

Beste allemaal,

Het is alweer bijna een half jaar geleden dat ik een bericht op mijn blog heb gezet, dus de hoogste tijd om er, bij deze, weer mee te beginnen! En er is het afgelopen half jaar genoeg gebeurd dat het vermelden waard is: een nieuw kabinet waardoor de nieuwe Natuurwet van Bleker van de baan is (gelukkig), de provincie Brabant gaat de helft van de Eneco opbrengst besteden aan natuur en na jarenlange discussies wordt de Hedwigepolder definitief onder water gezet, waarmee Nederland Europese afspraken nakomt en er een groot natuurontwikkelingsgebied bij krijgt.
Ook in mijn ecologische carrière is er het één en ander gebeurd. Mijn contract bij NWCadvies is met meer dan twee jaar verlengd (tot en met 2014), ik heb deel uit kunnen maken van een onderzoek naar de Meervleermuis waarbij we vleermuizen hebben gevangen, gezenderd en een week lang continu hebben gevolgd om verblijfplaatsen en vliegroutes in kaart te kunnen brengen (zie foto), ik word nu regelmatig door Natuurmonumenten ingeschakeld om advies te geven over vleermuizen en mag voor hen met cameravallen onderzoek doen naar het gebruik van wildtunnels (zie foto). Daarnaast zijn we nu bezig met het in kaart brengen van populaties van de Noordse woelmuis (zie foto) in de Biesbosch. Deze muizensoort komt alleen in Nederland voor waardoor wij de internationale verplichting hebben om ervoor te zorgen dat de soort blijft bestaan. Helaas staan populaties van de soort onder druk door concurrentie met andere muizen en afname van geschikt leefgebied. Weten waar de soort precies voorkomt, is daarom belangrijk om te voorkomen dat ook deze geschikte leefgebieden verloren gaan.  

Zenderen van een Meervleermuis

Foto van cameraval: een vos in een wildtunnel

Noordse woelmuis in de Biesbosch












































Deze projecten zijn erg leerzaam, maar daarnaast ook erg leuk om te doen. Voor het Noordse woelmuis project varen we de hele dag door de Biesbosch, hanteren we muizen om de soort en het geslacht vast te stellen en kom je op plaatsen waar niemand anders mag komen, bij het Meervleermuisproject kregen we de kans om de mysterieuze beestjes van heel dichtbij te zien, mochten we 's nachts met de auto met antenne over fietspaden en dijken scheuren en bij het project met de cameravallen is het iedere keer weer spannend wat je op de foto hebt staan en kun je dieren vastleggen die je anders (vrijwel) nooit ziet. Kortom: I love my job!
Maar goed, we gaan weer over naar de normale gang van zaken met de gebruikelijke onderwerpen. 

Natuur in de Media
Via Natuurmonumenten was ik er al van op de hoogte, maar nu staat het ook in de krant: in de vennen van Huis ter Heide vindt een invasie van een schadelijke exoot plaats: de Watercrassula. Deze plant wordt in Nederland verkocht als vijverplant en heeft op een, nog onbe-kende manier de kwetsbare vennen in het natuurgebied tussen de Moer en Tilburg weten te bereiken. Het begon met één ven dat meteen werd leeggepompt en opnieuw afgegraven om alle plantjes van de Watercrassula te verwijderen, maar inmiddels is aanwezigheid van de plant in nog drie andere vennen geconstateerd. Onder andere in het oude Leikeven waar zich juist de meeste bijzondere natuur-waarden bevinden. Als Natuurmonu-menten niets doet, zullen alle vennen in Huis ter Heide overwoekerd worden door het hardnekkige plantje en zullen de bijzondere plantjes en amfibieën die in de vennen leven verdwijnen, terwijl de vennen juist zijn aangelegd om deze bijzondere planten en amfibieën te behouden. Met vrijwilligers probeert Natuurmonumenten deze ecologische noodsituatie op te lossen door de Water-crassula's handmatig uit de vennen te plukken. Er zijn nog mensen nodig, dus neem contact op met Natuurmonumenten als je je geroepen voelt om een bijdrage te leveren aan het behoud van de vennen in Huis ter Heide. Hopelijk wordt de indringer zo over-wonnen en kunnen we met een gerust hart blijven genieten van de bijzondere flora en fauna die het natuurgebied ons te bieden heeft.      
 
Soorten in Beeld
We blijven nog even in het plantenrijk met de bijzondere Gerande schijnspurrie (Sper-gularia media). Op het onbewoonde waddeneiland Griend is in september een groeiplaats van dit plantje gevonden. Het plantje is zo bijzonder omdat het op een heel ingenieuze manier kan overleven in een heel dynamische omgeving. Een deel van het eiland wordt bij hoog water namelijk overspoeld met zeewater. Soms komt het water zo hoog te staan dat ook de plaatsen waar het plantje groeit onder water komen te staan. De meeste planten overleven dit niet, maar de schijnspurrie heeft een goede overlevingsstrategie bedacht: als het water stijgt, beschermd de plant zijn stamper en meeldraden door de paars-roze bloemblaadjes dicht te klappen en een luchtbelletje mee te nemen. Zodra het bloempje weer boven water komt, klappen de blaadjes weer open. Hoe dit precies in zijn werk gaat zie je in dit filmpje.

Natuurlijk Doe-Het-Zelven
Veel mensen houden van vlinders. Ze zijn kleurrijk en het is mooi om te zien hoe ze in het voorjaar en de zomer door je tuin fladderen. Het vlinderseizoen is inmiddels voorbij, maar met een paar handige tips kun je volgend voorjaar weer genieten van een grote variatie in vlindersoorten. De Vlinderstichting heeft namelijk een vlinderplanten-top-tien samengesteld met planten die in verschillende seizoenen bloeien en zo samen de vlinders van de lente tot in de herfst met nectar voorzien:
1   Beemdkroon: produceert veel nectar en is daarom een geliefde insectenplant
2   Rode zonnehoed: trekt zeer veel vlinders aan, waaronder de Kleine vos
3   Lange ereprijs: stelt weinig eisen aan de grond en vlinders en bijen zijn er dol op
4   Hemelsleutel: is een nazomerbloeier die veel Atalanta's aantrekt
5   Herfstaster: bloeit van augustus tot de eerste nachtvorst
6   Koninginnekruid: bloeit in de tweede helft van de zomer
7   Vlinderstruik: is de bekendste nectarplant en erg geschikt om vlinders te lokken
8   Lavendel: ruikt erg lekker en trekt veel vlinders aan
9   Kamperfoelie: klimplant met aangename geur, lokt tijdens zomeravonden vlinders aan
10 Bergamot: wordt vooral door nachtvlinders bezocht

Vlinders hebben, behalve nectar, ook voedsel voor de rupsen, warmte, beschutting en een veilige plek in de winter nodig. Veel poppen, rupsen en vlinders overwinteren tus-sen afgevallen bladeren. Als je vlinders in je tuin wilt, is het daarom belangrijk dat je deze niet allemaal opruimt voordat de winter begint.  
Als je deze tips opvolgt, zal je tuin komend jaar van het voorjaar tot de herfst bezocht worden door allerlei tevreden fladderende vlinders! 

Natuurlijk Afvragen
De Watercrassula uit bovenstaand verhaal is een plant die niet in ons land thuishoort en schade kan toebrengen aan planten en dieren die wel in ons land thuishoren. Ook de Wasbeer die een tijdje geleden in de buurt van Nijmegen werd waargenomen is een exoot en hoort eigenlijk niet in ons land thuis. Over zulke exoten ontstaan de laatste jaren steeds meer discussies en vragen: welke exoten zijn schadelijk voor onze inheemse natuurwaarden? Kunnen exoten een toevoeging aan onze Nederlandse biodiversiteit zijn? Moeten we, zonder uitzondering, alle exoten uit ons land weren? In hoeverre kunnen we de intocht van exoten eigenlijk daadwerkelijk tegenhouden?   
Hoe denk jij hierover?

Bedankt weer voor het lezen en tot de volgende keer!

Vivian

woensdag 30 mei 2012

Wilde zwijnen, hagedissen zonder poten en de Wielewaal



Beste allemaal,

De zomer is begonnen! Dit is niet alleen aan de temperaturen te merken, maar ook aan de dieren en planten: alle zomergasten, zoals bijvoorbeeld de Gierzwaluw en de Wielewaal zijn weer terug in het land, 's nachts hoor je de luide roep van tientallen kikkers en de lentebloeiers onder de planten maken plaats voor zomerbloeiers zoals de Kattenstaart, Boerenwormkruid en de Gewone dophei. Door de relatief koude en natte aprilmaand is de natuur ongeveer twee weken later dan vorig jaar, maar vijf dagen vroeger dan in de periode 1940 tot 1986 (de periode die De Natuurkalender als normaal beschouwt). Zulke schommelingen in de tijdsperiode waarin de natuur overgaat op het volgende seizoen zijn normaal en voor de meeste inheemse soorten geen probleem. Iedere soort heeft wel een strategie om zich aan te passen aan de weersomstandigheden. Zo is het Oranjetipje dit jaar bijvoorbeeld langer in zijn pop blijven zitten door het koude, natte weer en kwam de vlinder pas naar buiten toen de temperaturen opliepen en er meer zon tevoorschijn kwam. Zulke dingen zijn voor mij het bewijs dat de natuur super slim in elkaar zit en dat wij mensen hier vaak nog een puntje aan kunnen zuigen!     

Natuur in de Media
Het blijft mijn favoriete voorbeeld van hoe raar, onlogisch en zelfs onwettig het natuurbeheer in ons land kan zijn: de manier waarop wij met het Wilde zwijn omgaan. Een tijdje terug las ik in het Brabants Dagblad een artikel met als titel "Staten: zwijnen met grof geschut uitroeien". 
De statenmeerderheid van VVD, CDA en PVV in Brabant eist dat de ongeveer 70 wilde zwijnen in het Leenderbos met grof geschut volledig worden uitgeroeid. Dit omdat ze schadelijk zijn voor boeren en een gevaar vormen voor de verkeersveiligheid. Met "grof geschut" wordt hier verwezen naar de, tot nu toe, verboden inzet van restlichtkijkers waarmee de zwijnen sneller gezien worden en er ook op avonden zonder volle maan gejaagd kan worden.
Zoals jullie wel verwachten, ben ik fel tegen het "uitroeien" van de zwijnen. In de eerste plaats omdat het beleid omtrent deze beesten onlogisch en onuitvoerbaar is: de overheid heeft besloten dat alleen op de Veluwe en op de Mijnweg in Limburg wilde zwijnen mogen voorkomen. Daarbuiten wordt een zognaamde "nulstand" gehandhaafd, zijn ze vogelvrij en mogen ze afgeschoten worden. Dit idee is onlogisch omdat je niet kunt voorkomen dat wilde zwijnen zich ook buiten deze twee natuurgebieden gaan vestigen. Over het algemeen kunnen die beesten namelijk geen bordjes lezen waarop staat "verboden voor wilde zwijnen"... Daarnaast is het onlogisch omdat het Wild zwijn nu eenmaal een inheemse soort is, al sinds mensenheugenis in Nederland voorkomt, zich bijna overal kan handhaven en daarom (naar mijn mening) het recht heeft om in heel Nederland rond te lopen. Het idee is onuitvoerbaar omdat je niet alle wilde zwijnen buiten de twee aangewezen natuurgebieden kunt afschieten. Er zullen altijd dieren blijven rondlopen. 
Een andere reden waarom ik tegen het uitroeien ben, is dat het een overtreding van de Flora- en faunawet is. Volgens deze wet mag pas tot jacht overgegaan worden wanneer alle andere denkbare maatregelen genomen zijn, maar geen effect hebben gehad. Voorbeelden van zulke maatregelen zijn het plaatsen van rasters of afschrikmiddelen langs wegen en landbouwgrond, het aanleggen van oversteekplaatsen en het creëren van aantrekkelijk leefgebied voor de zwijnen, zodat ze daar gaan "wonen". Provinciale Staten is echter meteen overgegaan op jacht en heeft, volgens het artikel uit het Brabants Dagblad, onder andere een voorstel tot het inrichten van leefgebied voor de zwijnen meteen afgewezen.
Tot slot ben ik tegen het uitroeien van de zwijnen omdat de boeren gewoon compensatie krijgen voor de door de zwijnen vernielde gewassen, net zoals ze dat krijgen wanneer een deel van de oogst mislukt is door andere natuurlijke oorzaken zoals te droge of te natte omstandigheden. Wij moeten zo nodig wegen en landbouwgronden zo dicht bij of door natuurgebieden leggen, daar kunnen die zwijnen niks aan doen!

Natuurmo(nu)ment
Tijdens het Hemelvaartweekend gaan we standaard ieder jaar met de hele familie op vakantie naar de Ardennen. Zo ook dit jaar. Bij een wandeling door de bossen zag ik ineens een wel heel glad en kronkelig stokje op de grond liggen. Mijn tante ging er bijna op staan en toen zag ik dat het stokje ook kon bewegen. Het bleek een Hazelworm te zijn.

















Hazelworm


Vanwege zijn uiterlijk zou je denken dat het een slangensoort is. Maar niets is minder waar: de Hazelworm is een hagedis. Hij heeft alleen geen poten. De soort komt ook in Nederland voor, maar veel minder algemeen en je hebt geluk als je er hier eentje ziet. Voor mij was het ook mijn eerste levende exemplaar.

Soorten in Beeld
De meeste vogels in Nederland zijn saai van kleur: bruin, grijs, grijsblauw, zwart, wit en soms een beetje geel of groen. Een uitzondering hierop is het mannetje van de Wielewaal (Oriolus oriolus). Deze fel gekleurde vogel verblijft alleen tijdens de zomer in ons land en wordt steeds zeldzamer. Het vrouwtje Wielewaal is minder opvallend van kleur en meer groenig dan het mannetje. Zowel het mannetje als het vrouwtje worden maximaal 25 centimeter lang.
















Mannetjes Wielewaal


De vogel is goed te herkennen aan zijn typische jodelzang. Klik hier om het geluid van de Wielewaal te horen (muzieknoot rechts in beeld). In de Loonse en Drunense Duinen kun je hem met een beetje geluk ook horen. Vorige week heb ik hem gehoord in het bos vlakbij kampeerboerderij de Mussenburg. Ondanks zijn felle verenkleed is de Wielewaal erg moeilijk te zien. De soort leeft hoog in de boomtoppen en vliegt hoog en razendsnel.
Wielewalen overwinteren in tropisch Afrika en komen in mei in ons land aan om hier te broeden. Het nest wordt in de vork van een boom gemaakt waarbij het vrouwtje grashalmen en boomschors tot een stevig bouwwerk vlecht. Het broedproces bij deze vogel is een echte familieaangelegenheid: de jongen van vorig jaar helpen bij het uitbroeden en groot brengen van jongen van de nieuwe generatie.

In Nederland broeden ongeveer 4000 tot 5000 paren wielewalen, verspreid over het land. In de periode 1979-1985 waren dit er nog tussen de 7000 en 10.000. Opvallend is dat de vogels de bossen op de hogere zandgronden in het zuiden massaal verlaten en naar de populierenbossen in het noorden trekken. Onderstaand kaartje laat de verspreiding van de Wielewaal in Nederland zien. 


Omdat de Wielewaal in ons land in de periode voor 1950 nog een algemene bosvogel was en het aantal nu blijft afnemen, staat de vogel als kwetsbaar op de Nederlandse Rode Lijst. 
   

Ecologe in spé
Zoals ik in het vorige bericht vertelde, zijn we op het werk nu vooral bezig met vleermuisinventarisaties. Dit betekent veel 's avonds werken en minder tijd om rapportages en ander papierwerk af te ronden, maar zorgt ook vaak voor verrassende ontmoetingen met vleermuizen en andere nachtdieren. Zo gingen we vorige week op een landgoed in Wassenaar vleermuizen tellen. Voor de zekerheid brachten we een bezoek aan de zolder van het landhuis omdat we wisten dat hier in de winter Grootoorvleermuizen hun verblijfplaats hadden. En ja hoor, daar hingen ze dan, met zijn 23en op een donzig kluitje bij elkaar. Alle oortjes stonden recht overeind en hun kraaloogjes schoten alle kanten op om te ontdekken wat voor vreemde wezens hun territorium binnen waren gedrongen. Toen we net iets te lang naar hun zin de zaklamp op hun gezichtjes hadden geschenen, spreidden ze hun vleugels en cirkelden om ons heen om ergens anders weer een donkere rustplaats te vinden. Super! Jammer alleen dat ik mijn fototoestel niet bij me had...
Tijdens een andere inventarisatie zagen we een vos, regelmatig zien we egeltjes, op de terugweg naar huis zag ik nog een uil overvliegen en af en toe zien we in- en uitvliegende gierzwaluwen. 's Avonds werken is zo gek nog niet!

Natuurlijk Afvragen
Jullie zien het vast al aankomen: ik wil graag weten wat jullie van het wilde zwijnen beleid in ons land vinden. Moet het beleid aangepast worden? Vind je het ook alleen maar vervelende beesten die je tuin omwoelen en gewassen vernielen en mogen ze van jou allemaal afgeschoten worden of zie je ze als onderdeel van onze Nederlandse natuur en hebben ze volgens jou het recht om overal rond te lopen? Of heb je ideeën waardoor mens en Wild zwijn vredig naast elkaar kunnen leven?

Bedankt voor het lezen en tot het volgende bericht!

Vivian


   
  

vrijdag 4 mei 2012

Salamanders, uilen en andere bij(en)zaken

Beste allemaal, wederom welkom op mijn blog!

Ieder jaar wordt door verschillende natuurorganisaties extra aandacht gevraagd voor een bepaalde diersoort. Zo was 2011 het jaar van de vleermuis. Dit jaar staat de bij in het middelpunt van de belangstelling. Met behulp van allerlei activiteiten, evenementen en informatiekanalen willen het KNNV, de Bijenstichting, EIS Nederland en het IVN het publiek op de hoogte brengen van de belangrijke functie die deze soortgroep voor ons mensen vervult.
Volgens deze organisaties (en hier sluit ik me bij aan) zien veel mensen nog niet in hoe belangrijk de bij wel niet voor ons is. Zonder bijen kunnen wij geen groente, fruit en noten eten en kunnen we ook niet aan zonnebloem- of olijfolie komen. Eénderde van de dagelijkse eetbehoefte wordt mogelijk gemaakt door het werk van bezige bijtjes!

De extra aandacht voor deze, vaak gevreesde en gehate, soortgroep is hard nodig, want het gaat slecht met de bijen in Nederland. Veel bijensoorten staan op uitsterven, grotendeels dankzij ons mensen die juist dankbaar zouden moeten zijn voor het harde werk dat de beestjes verrichten. Onderzoek aan de Harvard Universiteit heeft onomstotelijk aangetoond dat er een verband bestaat tussen het gebruik van landbouwgif en de steeds hogere sterfte onder bijenvolken. Daarnaast is het aantal verschillende bloemen in het Nederlandse landschap sterk afgenomen, waardoor een voedseltekort onder de bijen optreedt. Naast honing als energiebron heeft een bij namelijk ook stuifmeel nodig. Dit dient als eiwit- en vitaminebron. Een tekort aan stuifmeel of eenzijdig stuifmeel (van maar één plantensoort) leidt tot verzwakking van de gezondheid. Meer weten over bijen en hun belang voor ons en onze natuur? Neem een kijkje op www.jaarvandebij.nl/ 

Natuur in de Media
Andere dieren die wat extra aandacht kregen in de media, zijn de Steenuil en de Kerkuil. In het Brabants Dagblad van donderdag 26 april las ik een artikel over uilenbeschermers in Brabant. Steeds vaker raken deze natuurliefhebbers verzeild in kwesties over aantasting van broedplaatsen en leefgebieden van steenuilen en kerkuilen. Broedplaatsen en het leefgebied van deze uilen worden streng beschermd door de Flora- en faunawet en mogen niet zomaar aangetast worden. Projectontwikkelaars, gemeenten, maar ook ecologische adviesbureau's doen echter vaak te weinig om schade aan leefgebied en broedplaatsen te compenseren. Vaak denken ze er vanaf te zijn door een paar uilenkasten op te hangen, terwijl er vaak ook nieuw leefgebied gecreeërd moet worden. Helaas maak ik in mijn werk vaak mee dat er inderdaad zo gedacht wordt. Dat geldt niet alleen voor compensatie voor uilen. Ook voor vleermuizen, huismussen, gierzwaluwen, heikikkers, zandhagedissen en andere diersoorten wordt in mijn ogen vaak te makkelijk gedacht over compensatie voor het verlies van verblijfplaatsen en/of leefgebied. In 99% van de gevallen kunnen bouwprojecten of andere ruimtelijke ingrepen gewoon doorgaan en moeten dier- en plantensoorten verhuizen of het onderspit delven. In de overige 1% van de gevallen wordt een project stilgezet vanwege een beschermde dier- of plantensoort en wordt dit breed uitgemeten in de media. Een goed voorbeeld hiervan is de situatie van een paar jaar geleden in Limburg met de streng beschermde Korenwolf. En in zulke gevallen hebben de natuurorganisaties het gedaan!
Maar goed, ik dwaal van het eigenlijke onderwerp af: de uilen in Brabant. Gelukkig is er voor deze beesten ook goed nieuws: door inspanningen van ruim 250 vrijwilligers plant de Steenuil zich in Brabant steeds voortvarender voort en had de Kerkuil in 2011 een redelijk broedseizoen na de zware terugval tijdens de strenge winter van 2009. Voor de steenuil hangen inmiddels 2500 broedkasten door heel de provincie die vorig jaar meer dan 1100 vliegvlugge jonge steenuilen voortbrachten. Uit de inmiddels 2000 nestkasten voor de Kerkuil vlogen vorig jaar minimaal 565 jongen uit. Nu nog zorgen dat er voldoende gecompenseerd wordt voor het verlies aan leefgebied zodat er ook ruimte is voor al deze jonge uiltjes om later hun eigen jongen in groot te brengen. 

Natuurmo(nu)ment
Voordat ik ging werken, had ik geen benul van alle soorten salamanders die in ons land voorkomen en zelfs daarna was ik niet zo geïnteresseerd in deze soortgroep. Totdat ik een paar weken terug mijn eerste exemplaar van de Kleine watersalamander (Lissotriton vulgaris) in mijn hand had (foto). Het mannetje had een mooie oranje buik en een ingewikkeld patroon op zijn huid. Ik denk dat ik ze nu ineens zo bijzonder vindt, omdat je ze eigenlijk nooit ziet en er niet zoveel over hoort of leest. En als je er dan ineens eentje in je hand hebt, besef je pas echt dat ze bestaan en dat ze eigenlijk ook heel mooi zijn.    














Kleine watersalamander





Soorten in Beeld
Vanwege mijn recent opgedane enthousaisme over salamanders, lijkt het me een goed moment om wat meer te vertellen over één van de vier broertjes van de Kleine watersalamander: de Alpenwatersalamander (Mesotriton alpestris). Deze salamander komt vooral in het zuiden en oosten van Nederland voor en heeft een voorkeur voor zandige leemgronden waar hij voorkomt in beboste gebieden of kleinschalige landschappen met heggen en struwelen. Onderstaand kaartje laat de verspreiding van de Alpenwatersalamander in Nederland zien. 

  

Voor hun voortplanting zijn salamanders afhankelijk van geschikte waterlichamen, zoals poelen, sloten, vennen en beekjes. De Alpenwatersalamander is niet kieskeurig wat betreft zijn voortplantingsbiotoop. Zolang het water niet te snel stroomt of rijk is aan vis, is hij in allerlei typen water te vinden. Buiten het voortplantingsseizoen blijven de salamanders op het land. In februari trekken de dieren naar het water waarna in de maanden april en mei de voortplanting plaatsvindt en de eitjes, net als bij andere watersalamanders, op de blaadjes van waterplanten afgezet worden. In deze periode heb je de meeste kans om de glibberige beestjes te zien. 
De Alpenwatersalamander kan ongeveer 12 centimeter lang worden en is herkenbaar aan zijn fel oranje, ongevlekte buik. De mannetjes zijn in het voorjaar donkerblauw met een zwart-wit geblokte rugkam en een band van zwarte stippen op de flanken. De vrouwtjes hebben een meer blauwgrijs tot grijsgroene kleur en lijken vaak gemarmerd.

















Alpenwatersalamander (mannetje)

Natuurlijk DoeHetZelven
Dit bericht startte met de mededeling dat het slecht gaat met de bijen in Nederland. Gelukkig zijn er verschillende oplossingen en maatregelen om het uitsterven van bijen in Nederland te voorkomen. Biologische fruit- en groententeelt is hier een voorbeeld van. Ook als je biologische groenten en fruit te duur vind of geen tijd hebt om een moestuin aan te leggen, kun je bijdragen aan het voortbestaan van de bij: maak/koop een bijenhotel (klik hier), gebruik geen gif in je tuin, kies planten voor je tuin waar bijen dol op zijn, zoals Langbladige ereprijs, Gulden roede, Damastbloem, Woltijm, Dopheide, Marjolein, Ezelsoor, Bijenkorfje, Ruig klokje en Knoopkruid en/of snoei je tuin pas in het voorjaar zodat bijen in de uitgebloeide bloemstengels kunnen overwinteren. Hiermee bescherm je meteen de plant zelf tegen de vorst. 
Tip: bestel de bijen-zoekkaart op www.jaarvandebij.nl en ontdek welke wilde bijen er allemaal in jouw tuin rondzoemen. Je zult versteld staan van alle verschillende soorten! 

Natuurlijk Afvragen
Dit jaar is uitgeroepen tot Jaar van de Bij. Welke diersoort verdient het volgens jou om volgend jaar in het middelpunt van de belangstelling te staan en waarom? 

Bedankt voor het lezen en tot het volgende bericht!

Vivian     

maandag 16 april 2012

De grote amfibieëntrek, de Spindotterbloem en het vleermuizenseizoen

Welkom beste allemaal!

Het is alweer even geleden, maar hebben jullie op de foto uit mijn vorige bericht beide eenden kunnen vinden? Ik durf te wedden van niet. Dit omdat ik er zelf met mijn neus bovenop stond, maar in eerste instantie ook maar één eend zag zitten. Kijk nog eens goed naar de foto: mevrouw Eend zit links van meneer Eend. Een goed voorbeeld van hoe perfect schutkleuren in de natuur werken dacht ik zo!
Maar kleuren zijn niet de enige manier waarop dieren proberen zo min mogelijk op te vallen. De huid of vacht van dieren heeft vaak ook een bepaald patroon, zoals strepen of vlekken. Dit komt doordat in de natuur bijna nooit vlakken voorkomen die helemaal egaal van kleur zijn. Hoe beter je vacht of huid lijkt op het patroon van kleuren en vlakken dat in je leefomgeving voorkomt, hoe kleiner de kans om gezien te worden. Denk maar aan een jaguar in het regenwoud of een kameleon die zich naar gelieve kan aanpassen aan de kleuren en patronen in zijn omgeving. Ook de strepen van een zebra werken als camouflage, hoewel dit patroon in hun leefomgeving niet voorkomt. Als zebra's dicht bij elkaar gaan staan, kun je als roofdier de verschillende "streepjescodes" niet meer uit elkaar houden en heb je geen idee meer waar de ene zebra ophoudt en de andere begint. Op deze manier wordt het moeilijk om één prooi te kiezen. 
Tot slot bestaat er een vorm van camouflage waarbij het dier de vorm van iets anders aanneemt. Voorbeelden hiervan zijn de wandelende tak en de steenvis. 

Natuur in de Media
Een aantal weken geleden ging in heel Nederland de zogenaamde paddentrek van start. Ook in natuurgebieden Huis ter Heide, de Oisterwijkse Bossen en de Kampina begonnen padden, kikkers en salamanders aan de tocht van hun winterverblijfplaats naar de voortplantingsplaatsen. Deze voortplantingsplaatsen bestaan uit vennen en andere ondiepe wateren. Om het amfibieënverkeer tussen de bossen rondom het Blauwe Meer en de vennen van de Loonsche Heide in goede banen te leiden en zo veel mogelijk slachtoffers te voorkomen, houden slagbomen op het Spinderspad tussen Tilburg en de Moer het autoverkeer tot 1 mei tegen. Sinds 2010 is hierdoor het aantal dodelijke slachtoffers teruggebracht van meer dan 200 naar 0. Tussen Oisterwijk en Spoordonk zijn dit jaar voor het eerst hekken geplaatst om een veilige oversteek tussen de Kampina en de poelen van de Logtse Velden te garanderen en ook de Rosepdreef en de Heisteeg in Oisterwijk zijn weer afgesloten voor autoverkeer.
Ondanks deze inspanningen meldt natuurbericht.nl dat de paddentrek dit jaar achterblijft bij vorige jaren. Tot 27 maart werden er door vrijwilligers van de paddenwerkgroepen ruim 60.000 amfibieën overgezet: slechts de helft van de aantallen in vorige jaren. De droogte van de afgelopen weken is hiervan de oorzaak. De verwachting is dat veel vrouwtjes dit jaar zullen afzien van de migratie naar het voortplantingswater. Ze bijven dan op het land en absorberen de eitjes in het lichaam. Alle bouwstoffen worden uit de eitjes gehaald en worden door het vrouwtje gebruikt voor groei, conditie en overleving. Volgend jaar kan ze dan met nog meer eitjes deelnemen aan de grote trek.

Natuurmo(nu)ment
's Avonds hoor je bij ons in de buurt vaak bosuilen roepen. Ik had ze echter nog nooit van zo dichtbij gehoord als afgelopen vrijdag en zaterdag. Op deze dagen werd ik rond 6 uur 's ochtends wakker en hoorde een mannetje en een vrouwtje bosuil roepen. Het leek wel of ze bij ons in de tuin zaten. Ik wist dat de kans om ze ook te zien niet echt groot was, maar toch stapte ik uit bed en trok het gordijn open. En ja hoor: daar zaten ze, recht voor mijn raam. Meneer en mevrouw Bosuil. Het schemerde nog, dus ik zag alleen de contouren, maar het waren onmiskenbaar de schreeuwers die me wakker hadden gemaakt. Wie weet brengen ze komende dagen weer een bezoekje aan onze tuin!

Soorten in Beeld
Binnenkort gaan we op het werk een aantal planten verplaatsen van een voor de Biesbosch kenmerkende soort: de Spindotterbloem (Caltha palustris araneosa). De plant wordt in Nederland streng beschermd door de Flora- en faunawet omdat hij vrijwel alleen in de Biesbosch voorkomt en omdat onze "populatie" van groot belang is voor heel Europa.
De plant bloeit van april tot en met juni, soms ook in augustus en september en heeft grote, gele, glanzende bloemen.

De spindotterbloem

De Spindotterbloem is makkelijk te verwarren met de Gewone dotterbloem. De grootste verschillen zijn de verdikte knoppen aan de bloemstelen, de holle stengels en de groeiplaats. De verdikte knoppen aan de stelen van de Spindotterbloem worden "spinnen" genoemd en zorgen ervoor dat de plant zich ook bij hoog water en zonder de hulp van insecten kan voortplanten. De knoppen laten na afsterving van de plant in de herfst los en verplaatsen zich via het water naar andere geschikte groeiplaatsen. De stengels van de Spindotterbloem zijn hol en de plant komt alleen voor in zoetwatergetijdengebieden, zoals de Biesbosch of in rietvelden die bij hoog water overstromen. De Gewone dotterbloem kun je overal langs waterkanten vinden. Op het kaartje hieronder zie je waar de Spindotterbloem in Nederland voorkomt.

 Klik voor gedetailleerde informatie Bron: wilde-planten.nl

In de middeleeuwen dienden beide dotterbloemen als afweermiddel tegen boze geesten en als een middel om de melkproduktie van het vee te verhogen. In grote hoevelheden zijn de planten echter giftig voor dieren. In de geneeskunde werd de plant gebruikt tegen geelzucht, epilepsie en bloedarmoede.
Wil je de bijzondere Spindotterbloem graag in zijn natuurlijke omgeving en in grote getale zien, breng dan snel een bezoekje aan de Biesbosch!

Ecologe in spé
Volgende maand is het weer zover: de start van het vleermuisseizoen. Voor ons ecologen betekent dit onregelmatige werktijden, 's avonds tot laat op pad, 's ochtends heel vroeg uit bed en inentingen tegen rabiës. Zoals je kunt begrijpen, kijk ik niet echt uit naar de onregelmatige werktijden en inentingen, maar het werk brengt wel kansen mee die je normaal gesproken niet zou krijgen. Zo is het werken in de avond en nacht DE kans om nachtdieren te zien en horen, zoals uilen, vossen en natuurlijk vleermuizen, leer ik veel bij over het gedrag van vleermuizen en de verschillende soorten en krijg ik de kans om de dieren van heel dichtbij te zien. Misschien zelfs wel tè dichtbij... We gaan ze dit jaar namelijk ook vangen!
Vorig jaar is het NWC gestart met een project waarbij we meervleermuizen vangen, ze van een zender voorzien en ze vervolgens de hele nacht volgen om meer te weten te komen over vliegroutes, foerageergebieden en verblijfplaatsen. Zo komt mijn ervaring met zendapparatuur in Zuid-Afrika ook nog eens van pas! Met behulp van deze informatie weten we straks precies waar grote kolonies van de soort voorkomen en welke vliegroutes van groot belang zijn, zodat hiermee rekening gehouden kan worden bij werkzaamheden in de buurt van deze kolonies en vliegroutes. Heb er nu al zin in! Jullie worden natuurlijk op de hoogte gehouden van de resultaten van het project.

Natuurlijk Afvragen
Wat vind jij van de maatregel om autowegen af te sluiten voor verkeer zodat padden en andere amfibieën veilig hun trek naar de voortplantingswateren kunnen voltooien? Wellicht vind je het overdreven omdat er toch ieder jaar genoeg dieren het water veilig bereiken? Of sta je er helemaal achter en vind je dat we best een tijdje een stukje om kunnen rijden om het voortbestaan van de soorten te garanderen? Denk er maar eens over na...

Dat was 'm weer!

Vivian

zondag 11 maart 2012

Natuurlijke(re) bedrijventerreinen, kieviten, gierzwaluwen en het "werk" van een ecoloog

Hallo allemaal!

Tijdens mijn werk kom ik het vaak tegen, opdrachtgevers die gefrustreerd zijn omdat de realisatie van hun plannen uitgesteld moet worden omdat er een vleermuis in het te slopen gebouw blijkt te zitten of omdat de Rugstreeppad het braakliggende terrein waarop een winkelcentrum moet komen wel een geschikt plekje vond om er te gaan wonen. De gemeente Tilburg heeft er sinds kort echter een prioriteit van gemaakt om natuur van buiten de stad naar binnen te halen. Ze wil beginnen bij de bedrijventerreinen. Onder andere door te zorgen voor natuurlijker bermen en door tijdelijke natuur te creeëren op braakliggende grond. Soorten als de Bruine kikker, de Honingbij en de Hommel kunnen hiervan profiteren, maar ook de Dagpauwoog (vlinder), de Zwarte roodstaart (vogel), de Egel en de Gewone dwergvleermuis. Dankzij een speciale ontheffing op grond van de Flora- en faunawet wordt voorkomen dat plannen van initiatiefnemers op gronden waar deze tijdelijke natuur gerealiseerd is, vertraging oplopen. 
Door op deze manier samen te werken met de natuur, zorgt de gemeente Tilburg voor tevreden ondernemers, natuurlijkere en mooiere bedrijventerreinen én voor een toename in biodiversiteit. Ik hoop dat veel gemeenten dit goede voorbeeld zullen opvolgen.      

Natuur in de Media
Afgelopen vrijdag (9 maart) is het gevonden: het eerste kievitsei. Laten we hopen dat 2012 een beter jaar wordt voor deze in Brabant talrijke broedvogel en andere weidevogels. In het Brabants Dagblad stond vorige week namelijk geschreven dat 2011 het slechtste jaar was voor weidevogels in Brabant sinds 2002. Volgens het jaarverslag van de weidevogelbescherming kwam bijna 30% van de vorig jaar gelegde eieren niet uit. Volgens de natuurorganisatie is dit het gevolg van de recorddroogte tijdens het begin van het broedseizoen van 2011. Het jaarverslag stelt verder dat vooral de situatie van de kievit alarmerend is: sinds 2005 leggen kieviten jaarlijks minder eieren, waarvan vorig jaar slechts 69% uitkwam. Dit is aanzienlijk minder dan de ruim 75% van 2010. Al jaren overlijden veel kuikens voordat ze kunnen vliegen. Het Brabants Landschap wil de leefomgeving voor kievitskuikens verbeteren door onder andere akkers tijdelijk braak te leggen en door de akkers in te zaaien met andere groenbemesters en maïsrassen.
Niet alleen de kievit staat onder druk. Ook grutto's, wulpen en tureluurs staan er al jaren slecht voor in Brabant. Op 94% van de landbouwgrond waar geen bescherming wordt geboden, is nauwelijks nog een weidevogel te vinden. Die hebben het loodje gelegd door het intensieve agrarische beheer. Het jaarverslag van de weidevogelbescherming geeft ook  bewijs dat het collectieve weidevogelbeheer gestart door de organisatie werkt: in het Wijkerzand bij Wijk en Aalburg kwam 89% van de gevonden legsels van de Tureluur uit, dankzij het gerichte natuurbeheer dat in dit gebied uitgevoerd wordt.
Mijn oproep aan jullie: neem geen eieren van kieviten of andere weidevogels mee naar huis! We hebben er toch al zo weinig...

Soorten in Beeld
Een andere speciale vogel die in Nederland broedt en een bijzondere beschermde status heeft, is de Gierzwaluw (Apus Apus). Alle vogels in ons land genieten bescherming, maar een aantal soorten worden nog strenger beschermd. De Gierzwaluw is er hier één van. De reden hiervoor is dat de vogel ieder jaar naar hetzelfde nest terugkeert. Alleen onder bijzondere omstandigheden zullen ze een nieuwe nestplaats zoeken, wanneer de oude verdwenen is of niet meer toegankelijk. Zo'n nestplaats bevindt zich altijd in gebouwen: onder dakpannen, in kieren en gaten in muren en in nestkasten aan gebouwen. Helaas neemt het aantal geschikte nestplaatsen tegenwoordig snel af. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat huizen in nieuwbouwprojecten heel goed geïsoleerd worden (waardoor kieren en gaten in muren ontbreken), veel nieuwe huizen over ongeschikte dakconstructies beschikken en veel oude huizen gesloopt worden.

Gierzwaluwen zijn kleine tot middelgrote vogels (spanwijdte 40-44 centimeter, gemiddeld gewicht van 42 gram), behendige vliegers met een gestroomlijnd lichaam, een gevorkte staart en lange, spitse vleugels (zie foto).

 De Gierzwaluw

De vogels zijn alleen in de zomer in ons land (april - september) en trekken voor de winter naar tropisch Afrika. Ze leven in kolonies die bestaan uit broedkoppels en "single" vogels. In Nederland loopt de broedtijd van mei tot en met juli waarin één legsel van 2 of 3 eieren geproduceerd wordt. In tijden waarin het voedselaanbod laag is, kunnen papa en mama gierzwaluw uitwijken naar andere landen in Europa en kunnen meer dan 1000 (!) kilometer van hun nestplaats verwijderd zijn. De jongen krijgen in zo'n geval een paar dagen geen voedsel. Moeder natuur heeft echter een manier bedacht waardoor dit geen probleem is: wanneer jonge gierzwaluwen een paar dagen geen voedsel krijgen, daalt hun lichaamstemperatuur en raken ze in een soort winterslaap. Pas als papa en mama terug zijn en de jongen verwarmen, worden ze weer actief. 
Een ander bijzonder gegeven over deze vogels is dat ze vrijwel heel hun leven vliegend doorbrengen. Hierbij kunnen ze snelheden tot wel 120 kilometer per uur bereiken. Ze eten in de lucht, paren in de lucht en slapen zelfs in de lucht. Alleen om te broeden verlaten de vogels het luchtruim en zelfs dan raken ze het aardoppervlak niet aan. Om het nest te kunnen verlaten, moeten ze zich eerst 2 meter laten vallen voordat ze weg kunnen vliegen. Om deze reden moet het gebouw waar ze hun nest hebben hoog genoeg zijn en geen obstakels als bomen of andere gebouwen om zich heen hebben staan.    

Gierzwaluwen broeden in heel Nederland, maar geven de voorkeur aan stedelijke omgeving met huizen die meer dan 30 jaar oud zijn. In kleine dorpjes (minder dan 2000 inwoners) worden ze veel minder gezien. In 1994 werd het aantal broedparen in ons land op 25.000 - 100.000 geschat. In de periode 1998-2000 kwam het geschatte aantal uit op 30.000-60.000 broedparen. Mede door de sloop van oude, geschikte gebouwen en de bouw van nieuwe, ongeschikte huizen, is de verwachting dat dit aantal verder omlaag gaat. Gemiddeld wordt een Gierzwaluw 6 tot 8 jaar oud. De maximale leeftijd bedraagt 14 jaar.

NatuurlijkDoeHetZelven
Om de Gierzwaluw aan nestgelegenheid te helpen, kun je nestkasten aan je huis ophangen of (indien je een nieuw huis laat bouwen) kun je neststenen in laten metselen. Het is niet alleen leuk om de vogels bezig te zien, ze eten ook vervelende insecten op zoals muggen. Daarnaast zijn ze ideale medebewoners omdat ze geen overlast veroorzaken: ze zullen geen muren of ramen onder poepen.  
Nestkasten en stenen voor gierzwaluwen zijn kant en klaar verkrijgbaar, maar je kunt ze ook zelf in elkaar timmeren. Klik hier voor meer informatie over nestkasten en verschillende bouwtekeningen. Denk er wel aan dat gierzwaluwen koloniebroeders zijn. Om deze reden moet je meerdere kasten ophangen om ervoor te zorgen dat de vogels daadwerkelijk jouw huis uitkiezen om te gaan broeden.  

Ecologe in spé
Ik heb het nog steeds erg naar mijn zin bij het NWC. Wat ik vooral erg leuk en belangrijk vind, is dat ik iedere week weer meer leer over verschillende dier- en plantensoorten. Een echte ecoloog moet namelijk over veel soortenkennis beschikken. Daarnaast doe en zie je veel dingen die je normaal gesproken niet zou doen of zien. Zo hebben we vorige week een nestkast van een Kerkuil leeggehaald. We verzamelen de braakballen uit de nestkast om uit te zoeken welke muizensoorten in de omgeving van de nestkast voorkomen. Om dit te kunnen doen, moest eerst mevrouw Kerkuil de kast uit. Dus Rob klimt de ladder op en begint op de kast te slaan. Je hoort de uil blazen en het volgende moment vliegt ze naar buiten. Wanneer krijg je nu de kans om overdag een Kerkuil te zien vliegen? Geloof mij, bijna nooit!
Verder is het werk gewoon erg leuk. Afgelopen week moesten we broedvogels inventariseren. Hiervoor hebben we bijna de hele dag over de Tongplaat in de Biesbosch gewandeld met onze verrekijkers en hebben we in het zonnetje uitkijkend over het natuurgebied onze boterhammetjes opgegeten. Een ander voorbeeld is het plaatsen van amfibieënschermen. Esmeralda en ik gingen bewapend met een nietpistool, hamer, worteldoek, houten paaltes en spades aan de slag en moesten met behulp van een lange plank een stuk of vijf brede sloten over. Dit resulteerde in een aantal hilarische momenten waarbij we bijna de plank verloren, Esmeralda met haar voeten in de sloot belandde en zichzelf per ongeluk met haar handschoen vastniette aan één van de paaltjes. Helaas had ik toen geen fototoestel bij me...
Ook is het altijd een uitdaging om gefrustreerde opdrachtgevers te woord te staan en uit te leggen waarom het aanvullende onderzoek naar vleermuizen of andere soortgroepen echt nodig is. Kortom: voorlopig zit ik hier prima!

Natuurlijk Afvragen
Deze keer geen vraag, maar een opdracht. Zoek op onderstaande foto het koppeltje wilde eenden. Ik kom er volgende keer op terug...




















Bedankt voor het lezen en tot het volgende bericht!

Vivian